Van vlas tot linnen ...

“Ik vrees voor Vlaanderen niet, zoolang er aldaar velden zijn om er vlas op te kweeken, en vingers om het te spinnen, en armen om het te weven. De Vlamingen zullen altijd rijk zijn zoolang men zijne spinsters de vingers niet afsnijdt”. .... Keizer Karel.

De mens weet al meer dan tienduizend jaar dat de vlasplant, een gulle gift van de natuur, aan de basis ligt van stoffen met heel bijzondere eigenschappen: het voelt aangenaam zacht aan, is uitstekend te verven, gaat jaren mee en biedt een weergaloos comfort.

Vlas is een van de weinige natuurlijke vezels die nog op grote schaal in West-Europa worden verbouwd: jaarlijks wordt vlas geteeld op een oppervlakte van 85.000 ha. De weersomstandigheden in onze contreien zijn ideaal voor het verbouwen van vlas.

De groeicyclus van de vlasplant is kort. Tussen het zaaien in maart en de oogst in juli verstrijken amper 100 dagen. De plant is tegen eind juni volgroeid en dan inmiddels goudgeel gekleurd. Daarna begint de bloei, die de vlasvelden fraai blauw, wit en lila kleurt. Dit schouwspel is echter van korte duur omdat elke vlasplant slechts één dag bloeit.

 



Om het gewas maximaal te benutten wordt vlas niet gemaaid maar getrokken, met wortel en al geoogst. Tot na de Tweede Wereldoorlog was de oogst een hoogst arbeidsintensieve activiteit die met de hand gebeurde. Tegenwoordig wordt dit werk gedaan door mechanische rooimachines.

Na de oogst wordt het vlas in hagen opgesteld om te drogen. Als de planten droog zijn worden de zaden verwijderd (repelen).

Na het drogen wordt het vlas blootgesteld aan vocht om de pectine af te breken die de vezels bijeenhoudt. In het verleden rootte men het vlas in rivieren, vooral in de Leie, waardoor de vlasvezels een fraaie gouden gloed kregen.

Het epicentrum van die vlasteelt was dus van oudsher de Leiestreek. De Engelsen doopten de rivier zelfs om tot Golden River omdat de goudgele vlasstengels er in het water werden ondergedompeld. Het trage verval van het Leiewater was ideaal voor het zogenaamde roten van het vlas. Tot in de achttiende eeuw was de vlasvezel in onze streken naast wol de belangrijkste vezel. Daarna nam het katoen die rol langzaam over. Om ecologische redenen wordt het vlas tegenwoordig geroot door het uit te spreiden over het veld, waar het gedurende enkele weken wordt blootgesteld aan regen, dauw en zonneschijn. Af en toe wordt het gekeerd.



Gedurende een mechanisch proces worden de vezels daarna gescheiden van het stro. Korte vezels (de lokken) worden gebruikt voor het spinnen van touw en grove garens; de fijne, lange vezels (het lint) leveren uiteindelijk het fijnste linnengaren op. Dit proces noemt men zwingelen en hekelen.

Spinnen is het uitrekken van lange of korte vezels tot "lint" dat in een bepaalde richting wordt getwijnd om de vezels te verbinden. De linten worden vervolgens met de spinmachine tot garens van verschillend gewicht en dikte gesponnen. Fijne vezels worden "nat" gesponnen, wat zorgt voor een glad en glanzend aspect. De korte touwvezels worden "droog" gesponnen, hetgeen een minder regelmatig, pluizig garen oplevert.

 

Alvorens men tot weven overgaat, worden de garens gecontroleerd op stevigheid, gelijkmatigheid en soepelheid. Deze inspectie laat slechts geringe afwijkingen toe vanwege de hoge snelheid van de moderne weefgetouwen. De weefgetouwen van topwevers draaien 24 uur op 24 en staan in verbinding met een centrale computer die de kwaliteit en de output bewaakt.

Na het weven wordt elke meter stof gecontroleerd en op kwaliteit getest. Als het weefsel niet in zijn ruwe staat verwerkt wordt, gaat het naar de afwerkingafdeling waar het een bleek- of verfproces ondergaat.

 

Het bleken van linnen vereist een bijzondere vakkennis. Enerzijds moet men voldoende chemicaliën gebruiken om alle pectineresten en bastdeeltjes te verwijderen, anderzijds mag dit proces niet de structuur van de vezels zelf aantasten. Na het bleken of verven krijgt het linnen vaak nog een behandeling om het kreukvrij of onderhoudsvriendelijk te maken.

Linnen is fris, schoon en comfortabel. Het is zacht, maar tegelijk ook sterk en duurzaam. Hoe vaker men het gebruikt, hoe zachter en sterker het wordt. Linnen kan 20% van zijn gewicht aan vocht absorberen voordat het zelf vochtig aanvoelt. Daarbij geeft het vocht gemakkelijk af aan de lucht, zodat het fris en droog blijft aanvoelen. De stof is kleurvast, gemakkelijk wasbaar en niet-allergeen. Bij het verbouwen van vlas zijn aanmerkelijk minder verdelgingsmiddelen en meststoffen nodig dan bij andere gewassen. De vezels zijn recycleerbaar en uiteindelijk afbreekbaar in de natuur.

In Vlaanderen blijven er nog zo’n zestigtal vlastelers over waarvan o.a. de tapijtcollectie Secret het hedendaagse resultaat is.
Meer informatie en foto's kan je vinden in de Beeldbank Vlas.